Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: chag


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Chag
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het Chago

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) Loofhuttenfeest, op 15-21 tisjri, ter herdenking van de tocht door de woestijn, toen het volk in hutten leefde (Lev. 23:39-43)
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen