• Au·to·gramm
  • Afkomstig van het Griekse woord "gramm" (= teken) met het Griekse voorvoegsel "auto-" (= eigen, zelf)
  • Duits zelfstandig naamwoord met het voorvoegsel auto-
enkelvoud meervoud
nominatief das Autogramm die Autogramme
genitief des Autogramms der Autogramme
datief dem Autogramm den Autogrammen
accusatief das Autogramm die Autogramme

Autogramm, o

  1. autogram, handtekening
  • ein Autogramm bekommen
een autogram krijgen
  • ein Autogramm geben
een autogram geven