Amalekiet
- Ama·le·kiet
- van Hebreeuws עֲמָלֵק (amaleek) "Amalek" met het achtervoegsel -iet (gangbare Nederlandse versie) [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Amalekiet | Amalekieten |
verkleinwoord |
de Amalekiet m
- (Jiddisch-Hebreeuws) lid van het volk Amalek-2 (12×: Gen. 14:7, Num. 14:25 +, Recht. 12:15, 1 Sam. 15:6 +, 2 Sam. 1:8 +)
- Het woord 'Amalekiet' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.