86-jarig
- 86-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 86-jarig |
verbogen | 86-jarige |
partitief | 86-jarigs |
86-jarig
- 86 jaren durend
- Gedurende dit 86-jarig tijdperk heerste er vrede.
- met de leeftijd van 86 jaar
- Bij de brand viel helaas een 86-jarig slachtoffer.
- Het woord '86-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.