58-jarig
- 58-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 58-jarig |
verbogen | 58-jarige |
partitief | 58-jarigs |
58-jarig
- 58 jaren durend
- Gedurende dit 58-jarig tijdperk heerste er vrede.
- met de leeftijd van 58 jaar
- Bij de brand viel helaas een 58-jarig slachtoffer.
- Het woord '58-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.