• 44-·ja·ri·ge

44-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 44-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 44-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 44-jarige 44-jarigen
verkleinwoord

de 44-jarigev / m

  1. persoon die 44 jaar oud is of iets dat 44 jaar bestaat
    • De 44-jarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen.