vierenveertigjarige

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vier·en·veer·tig·ja·ri·ge
Woordherkomst en -opbouw

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

vierenveertigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van vierenveertigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een vierenveertigjarige periode zonder uitbarstingen. 
Schrijfwijzen
enkelvoud meervoud
naamwoord vierenveertigjarige vierenveertigjarigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vierenveertigjarigev / m

  1. levend wezen dat 44 jaar oud is of iets dat 44 jaar bestaat
    • De vierenveertigjarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid