• 27-·ja·ri·ge

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

27-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 27-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 27-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 27-jarige 27-jarigen
verkleinwoord

de 27-jarigev / m

  1. persoon die 27 jaar oud is of iets dat 27 jaar bestaat
    • De 27-jarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen.