• 194-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 194 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 194-jarig
verbogen 194-jarige
partitief 194-jarigs

194-jarig

  1. 194 jaren durend
    • Gedurende dit 194-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden. 
  2. met de leeftijd van 194 jaar
    • Het 194-jarig schildpadmannetje eet graag wortels.