• 192-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 192 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 192-jarig
verbogen 192-jarige
partitief 192-jarigs

192-jarig

  1. 192 jaren durend
    • Gedurende dit 192-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden. 
  2. met de leeftijd van 192 jaar
    • Het 192-jarig schildpadmannetje eet graag wortels.