• 188-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 188 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 188-jarig
verbogen 188-jarige
partitief 188-jarigs

188-jarig

  1. 188 jaren durend
    • Gedurende dit 188-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden. 
  2. met de leeftijd van 188 jaar
    • Het 188-jarig schildpadmannetje eet graag wortels.