• 181-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 181 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 181-jarig
verbogen 181-jarige
partitief 181-jarigs

181-jarig

  1. 181 jaren durend
    • Gedurende dit 181-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden. 
  2. met de leeftijd van 181 jaar
    • Het 181-jarig schildpadmannetje eet graag wortels.