• 174-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 174 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 174-jarig
verbogen 174-jarige
partitief 174-jarigs

174-jarig

  1. 174 jaren durend
    • Gedurende dit 174-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden. 
  2. met de leeftijd van 174 jaar
    • Het 174-jarig schildpadmannetje eet graag wortels.