• 167-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 167 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 167-jarig
verbogen 167-jarige
partitief 167-jarigs

167-jarig

  1. 167 jaren durend
    • Gedurende dit 167-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden. 
  2. met de leeftijd van 167 jaar
    • Het 167-jarig schildpadmannetje eet graag wortels.