• 164-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 164 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 164-jarig
verbogen 164-jarige
partitief 164-jarigs

164-jarig

  1. 164 jaren durend
    • Gedurende dit 164-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden. 
  2. met de leeftijd van 164 jaar
    • Het 164-jarig schildpadmannetje eet graag wortels.