• 159-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 159 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 159-jarig
verbogen 159-jarige
partitief 159-jarigs

159-jarig

  1. 159 jaren durend
    • Gedurende dit 159-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden. 
  2. met de leeftijd van 159 jaar
    • Het 159-jarig schildpadmannetje eet graag wortels.