• 155-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 155 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 155-jarig
verbogen 155-jarige
partitief 155-jarigs

155-jarig

  1. 155 jaren durend
    • Gedurende dit 155-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden. 
  2. met de leeftijd van 155 jaar
    • Het 155-jarig schildpadmannetje eet graag wortels.