• 139-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 139 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 139-jarig
verbogen 139-jarige
partitief 139-jarigs

139-jarig

  1. 139 jaren durend
    • Gedurende dit 139-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden. 
  2. met de leeftijd van 139 jaar
    • Het 139-jarig schildpadmannetje eet graag wortels.