• 137-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 137 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 137-jarig
verbogen 137-jarige
partitief 137-jarigs

137-jarig

  1. 137 jaren durend
    • Gedurende dit 137-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden. 
  2. met de leeftijd van 137 jaar
    • Het 137-jarig schildpadmannetje eet graag wortels.