• 133-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 133 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 133-jarig
verbogen 133-jarige
partitief 133-jarigs

133-jarig

  1. 133 jaren durend
    • Gedurende dit 133-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden. 
  2. met de leeftijd van 133 jaar
    • Het 133-jarig schildpadmannetje eet graag wortels.