112-jarig
- 112-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 112-jarig |
verbogen | 112-jarige |
partitief | 112-jarigs |
112-jarig
- 112 jaren durend
- Gedurende dit 112-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden.
- met de leeftijd van 112 jaar
- Het 112-jarig vrouwtje is de oudste inwoner van de gemeente.
- Het woord '112-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.