• 111-·ja·ri·ge

111-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 111-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 111-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 111-jarige 111-jarigen
verkleinwoord

de 111-jarigev / m

  1. persoon die 111 jaar oud is of iets dat 111 jaar bestaat
    • De 111-jarige is de oudste inwoonster van het land.