10 eurobiljet (recto/verso)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • 10 eu·ro·bil·jet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord 10 eurobiljet 10 eurobiljetten
verkleinwoord 10 eurobiljetje 10 eurobiljetjes

Zelfstandig naamwoord

het 10 eurobiljeto

  1. (numismatiek) een bankbiljet ter waarde van 10 euro
    • Hij vond een 10 eurobiljet op de grond. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid