-atrice
Huidig bestand |
---|
35 |
- -a·tri·ce
- van het Frans (daarvoor van de Latijnse uitgang -rix)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | -atrice | -atrices |
verkleinwoord | -atricetje -atriceje |
-atricetjes -atricejes |
-atrice v
- ter vorming van vrouwelijke persoonsnamen naast mannelijke persoonsnamen op -eur
- met een werkwoord als grondwoord dan
- de vrouw die de genoemde handeling verricht (b.v. administratrice) of
- instrument of ander middel waarmee de in het grondwoord genoemde handeling wordt verricht b.v. generatrice
- Het woord '-atrice' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.