• да-ва́й

давай! (tegen een enkele persoon)

  1. laten we
    «давай читать!»
    Laten we lezen!
  2. toe, vooruit!
  3. (informeel) dag, doei
    «Ну давай»
    Nou, doei!

давай

  1. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs onvoltooid aspect van давать: geef