zwemzaal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zwem·zaal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zwemmen ww en zaal zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwemzaal | zwemzalen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- ruimte met een zwembad
- ▸ Het zwembadpersoneel promoot nu het gebruik van de kluisjes voor waardevolle spullen die in de zwemzaal staat. Dit kluisjesblok is nu verplaatst waardoor het geheel beter in zicht komt.[1]
Gangbaarheid
- Het woord zwemzaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Angelique Kunst“Aquadrome neemt maatregelen tegen lockerdiefstal” (20-07-2011), Tubantia