Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwem·ge·rief
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwemgerief
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het zwemgeriefo

  1. zwemkleding, zwemgerei
     ‘Het klopt dat er geurhinder is’, zegt Florence Muls, woordvoerster van Brussels Airport. ‘Reizigers brengen vaak etenswaren mee in hun koffer en al na twee dagen was het in de hal merkbaar dat er zaken begonnen te bederven. Maar evengoed beginnen natte handdoeken of zwemgerief na een tijdje te schimmelen.’[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    vsa
    “Reizigers van Brussels Airport klagen over ‘lijkgeur’” (05/09/2017), De Standaard