[1] zweetdoek van Veronica
  • zweet·doek
enkelvoud meervoud
naamwoord zweetdoek zweetdoeken
verkleinwoord zweetdoekje zweetdoekjes

de zweetdoekm

  1. doek waarmee men het zweet van het gelaat kan deppen
  2. doek die om het hoofd gebonden de kaak van de overledene gesloten houdt
     Hij ziet ook de zweetdoek die rond het hoofd geknoopt was om de kaak gesloten te houden. Deze ligt niet plat zoals de zwachtels, maar opgerold op zijn plaats, daar waar zich het hoofd bevond van de overledene.[2]
  3. (religie) strook stof die om de linker arm van de rooms-katholieke priester werd gedragen tijdens de mis


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Paashomilie aartsbisschop Andrè-Joseph Léonard” (24/04/2011), De Standaard