zweerde uit
- Geluid: zweerde uit (hulp, bestand)
- zweer·de uit
vervoeging van |
---|
uitzweren |
zweerde (...) uit
- enkelvoud verleden tijd van uitzweren
- Ik zweerde uit.
- Jij zweerde uit.
- Hij, zij, het zweerde uit.
- Ik zweerde uit.
- Het woord zweerde uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.