zweerde
- zweer·de
vervoeging van |
---|
zweren |
zweerde
- enkelvoud verleden tijd van zweren
- Ik zweerde.
- Jij zweerde.
- Hij, zij, het zweerde.
- Ik zweerde.
- Alleen als standaardtaal erkend in betekenis "etteren" (zie zweren#Werkwoord_2)
vervoeging van |
---|
zweren |
zweerde