zwartepieten
- Geluid: zwartepieten (hulp, bestand)
- IPA: / ˌzwɑrtəˈpitə(n) / (4 lettergrepen)
- zwar·te·pie·ten
- afgeleid van zwartepiet zn met het achtervoegsel -en, in de betekenis van ‘kaartspel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1872 (zie vindplaats hieronder) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zwartepieten |
zwartepiette |
gezwartepiet |
zwak -t | volledig |
zwartepieten
- inergatief het kaartspel spelen waarbij schoppenboer zwartepiet heet en de meeste strafpunten oplevert
- Toen ze aan het zwartepieten waren, vergaten ze even de tijd.
- ▸ Wat heeft de godsdienstige overtuiging te maken met het spel! Weldra verwachten wij nu dat, dit voetspoor volgende, moravische broeders een broeder zullen vragen om mede scheepje te zeilen of te zwarte-pieten; en een christelijk afgescheidene onder het kruis een ander van dezelfde geloofsovertuiging bidt om met hem cricquet te spelen.[2]
- inergatief (figuurlijk) voortdurend elkaar de schuld proberen te geven
- Zit toch niet telkens te zwartepieten, jullie twee!
- Het woord zwartepieten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zwartepieten" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ zwartepieten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Binnenland, Arnhem 31 October in: Arnhemsche courant (01-11-1872), p. 1.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be