Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwan·ge·re
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van zwanger met het achtervoegsel -e

Bijvoeglijk naamwoord

zwangere

  1. verbogen vorm van de stellende trap van zwanger
enkelvoud meervoud
naamwoord zwangere zwangeren
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zwangerev

  1. een vrouw die in verwachting van een kind is

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be