Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zout·lo·zing
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zoutlozing zoutlozingen
verkleinwoord zoutlozinkje zoutlozinkjes

Zelfstandig naamwoord

de zoutlozingv

  1. het in het oppervlaktewater uitstoten van afvalstoffen waarin zouten aanwezig zijn
    • De kalimijnen in Frankrijk waren berucht voor hun zoutlozingen in de Rijn. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid