zoogperiode
- Geluid: zoogperiode (hulp, bestand)
- zoog·pe·ri·o·de
- samenstelling van zoog en periode
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zoogperiode | zoogperioden zoogperiodes |
verkleinwoord | zoogperiodetje | zoogperiodetjes |
de zoogperiode v
- (fysiologie) de periode waarin een jong dier door de moeder gezoogd wordt.
- Tijdens de zoogperiode kreeg de baby moedermelk te drinken.
- Het woord zoogperiode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.