Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zon·uur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zonuur zonuren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het zonuuro

  1. de tijdspanne van één uur dat de zon schijnt zonder bewolking
    • Het aantal zonuren is in Spanje een stuk groter dan in Nederland. 
     Sinds de start van de landelijke metingen is nog nooit zoveel uur zon geregistreerd in de maand maart als dit jaar. Sinds gisteren is er 211 uur zon gemeten, nu al meer dan de 208 uur van het vorige zonrecord uit maart 2014. Het aantal zonuren gaat de komende dagen nog verder oplopen.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Zonnigste maart ooit gemeten, maar houd winterjas bij de hand” (26 maart 2022), NOS