Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zonkt
Woordherkomst en -opbouw
  • zonk met de uitgang -t

Werkwoord

vervoeging van
zinken

zonkt

  1. gij-vorm verleden tijd van zinken
    • Gij zonkt. 
     Toen de maar klonk: ‘Hij is reeds gestorven!’
    Toen gij zonkt in mijne armen, van zielssmart verplet,
    Daar uw spraaklooze zucht, daar uw schreiend gebed
    Bij uw God geen verhoor had verworven.
    [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Dichtwerken. Deel 2.” (ca. 1880), A.W. Sijthoff, Leiden, p. 83