zomerpiek
- zo·mer·piek
- samenstelling van zomer zn en piek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zomerpiek | zomerpieken |
verkleinwoord | zomerpiekje | zomerpiekjes |
de zomerpiek m
- een kortstondige, sterke toename in de zomerperiode
- ▸ Maar op veel plekken zijn al die extra mensen niet genoeg, en wordt regulier GGD-werk tijdelijk stilgelegd. Zo moeten in de regio Utrecht preventie en voorlichting wijken. Prikte de GGD Utrecht tijdens de zomerpiek 10.000 mensen per dag, nu moeten ze bijna verdubbelen naar 19.000 per dag. Daarvoor zetten ze bijvoorbeeld oud-medewerkers in, maar ze halen ook mensen uit de reguliere GGD-zorg.[1]
- ▸ We verwachten dat de situatie richting de zomerpiek is opgelost, we moeten niet opnieuw in deze situatie terechtkomen", aldus voorzitter Fruitema.[2]
- Het woord 'zomerpiek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “GGD's maken zich op voor boosteren: 'Zo'n grote campagne vraagt heel veel'” (DO 16 DECEMBER 2021), NOS
- ↑ Weblink bron “Vliegmaatschappijen leggen claim bij Schiphol om annuleringen” (1 mei 2022), NOS