Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zo·mer·groen·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zomergroente zomergroentes
zomergroenten
verkleinwoord zomergroentetje zomergroentetjes

Zelfstandig naamwoord

de zomergroentev

  1. (voeding) een groentesoort die alleen gedurende een beperkte tijd in de zomer beschikbaar is
    • Postelein van de volle grond is een echte zomergroente. 

Gangbaarheid