zomercursus
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zomercursus (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zo·mer·cur·sus
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zomer en cursus
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zomercursus | zomercursussen |
verkleinwoord | zomercursusje | zomercursusjes |
Zelfstandig naamwoord
de zomercursus m
- een cursus die in de zomer wordt aangeboden
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord zomercursus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.