• zip·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zippen
zipte
gezipt
zwak -t volledig

zippen

  1. overgankelijk (informatica) een bestand comprimeren
    • Ze hebben dat bestand gezipt en ik kan het niet ontzippen. 
73 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be