Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zin·der na
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
nazinderen

zinder (...) na

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nazinderen
    • Ik zinder na. 
  2. gebiedende wijs van nazinderen
    • Zinder na! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nazinderen
    • Zinder je na? 

Gangbaarheid