• zig·zag·koers
enkelvoud meervoud
naamwoord zigzagkoers zigzagkoersen
verkleinwoord

de zigzagkoersm

  1. een steeds wisselend beleid
     De regering moet een betrouwbaar en consistent beleid ten aanzien van windenergie voeren. Vorige kabinetten hebben te vaak een zigzagkoers gevolgd bij subsidiëring van windenergieprojecten.[2]
     Bovendien zorgt de nieuwe aanpak voor veel onvrede bij Kamer en pers, zodat het kabinet sindsdien een zigzagkoers vaart.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Windmolenpark Aalten geopend” (11-09-2008), Tubantia
  3.   Weblink bron “Als die nieuwe embargoregeling maar goed gaat” (24 aug. 2014), De Telegraaf