zieltogen
- ziel·to·gen
- In de betekenis van ‘op sterven liggen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
- Uit Middelnederlands sieltōghen ‘de laatste adem uitblazen, in doodsstrijd liggen’, samenstelling uit siel ‘ziel’ en het werkwoord tōgen ‘togen’.[2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zieltogen |
zieltoogde |
gezieltoogd |
zwak -d | volledig |
zieltogen
- absoluut op sterven liggen
- Hij lag al dagen te zieltogen.
1. op sterven liggen
- Het woord zieltogen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zieltogen" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "zieltogen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ zieltogen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be