Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zie·len·roer·se·len
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord (zielenroersel) * zielenroerselen
verkleinwoord (zielenroerseltje) * zielenroerseltjes

Zelfstandig naamwoord

de zielenroerselenmv

  1. alleen meervoud dat wat iemands gevoelens en gedachten sterk in beweging brengt
    • Niet dat 11-jarigen uitgebreid hun zielenroerselen delen. Astrid: "Dat komt pas als ze naar de middelbare school gaan." Net als Riley laten de Nederlandse meisjes al die gevoelens rondwaren in hun hoofd, zonder er zelf helemaal grip op te hebben. [1] 
Opmerkingen
  • Het minder gangbare enkelvoud "zielenroersel" heeft dezelfde betekenis en is dus voor wat betreft de betekenis niet het enkelvoud van "zielenroerselen".

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen