ziekten uit
- Geluid: ziekten uit (hulp, bestand)
- ziek·ten uit
vervoeging van |
---|
uitzieken |
ziekten uit
- meervoud verleden tijd van uitzieken
- Wij ziekten uit.
- Jullie ziekten uit.
- Zij ziekten uit.
- Wij ziekten uit.
- Het woord ziekten uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.