ziekenfondsbijdrage

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zie·ken·fonds·bij·dra·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ziekenfondsbijdrage ziekenfondsbijdragen
ziekenfondsbijdrages
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ziekenfondsbijdragev / m

  1. premie die een verzekerde moet betalen aan het ziekenfonds
     De teloorgang van het vak doet Willie van Beek pijn. Vroeger werd hij met open armen ontvangen, betaalde hij AOW voor mensen contant uit, haalde de ziekenfondsbijdrage en bezorgde die langverwachte brief van een verre vriend. "En vaak hoorde daar een borreltje en een sigaar bij." Nu groeten alleen de boeren nog als hij met zijn autootje langsrijdt. Verder is hij slechts bezorger.[1]
     De premies voor een brandverzekering zijn in de voorbije tien jaar 42 procent duurder geworden. Voor de ziekenfondsbijdragen is dat bijna evenveel. Die stijging is veel hoger dan de inflatie.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Marthy Rothe
    “Vertrouwde Tante Pos kwijnt weg” (04-04-2007), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Johan Rasking
    “Brandpolis en ziekenfonds werden bijna helft duurder” (29/05/2019), De Standaard