• zie af
vervoeging van
afzien

zie af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzien
    • Ik zie af. 
  2. gebiedende wijs van afzien
    • Zie af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzien
    • Zie je af? 
  4. aanvoegende wijs van afzien