zeugma
- zeug·ma
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘stijlfiguur’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1778 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeugma | zeugmata zeugma's |
verkleinwoord | - | - |
het zeugma o
- (taalkunde) een stilistisch onjuiste verbinding van twee verschillende toepassingen van hetzelfde werkwoord
- "Hij was oppositieleider en voor de dictator gevlucht" is een voorbeeld van een zeugma.
- Het woord zeugma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zeugma" herkend door:
13 % | van de Nederlanders; |
29 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "zeugma" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be