Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zet·ten bui·ten
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
buitenzetten

zetten (…) buiten

  1. meervoud tegenwoordige tijd van buitenzetten
vervoeging van
buitenzetten

zetten (…) buiten

  1. meervoud verleden tijd van buitenzetten
    • Wij zetten buiten. 
    • Jullie zetten buiten. 
    • Zij zetten buiten. 

Gangbaarheid