zesentwintigjarige

  • zes·en·twin·tig·ja·ri·ge

zesentwintigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van zesentwintigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een zesentwintigjarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord zesentwintigjarige zesentwintigjarigen
verkleinwoord

de zesentwintigjarigev / m

  1. levend wezen dat 26 jaar oud is of iets dat 26 jaar bestaat
    • De zesentwintigjarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen